on

on
on [õ], {{/b}}{{c lawngreen}}〈formeel, ter vermijding van hiaat〉 {{c brown}}{{b}}l'on [lõ]
〈onbepaald voornaamwoord〉
1 menje
2 〈informeel〉wij
3 〈informeel〉hij, zij
4 〈informeel〉jij, jullie, u
5 〈informeel〉ik
voorbeelden:
1    on ne sait jamais je kunt nooit weten
      quand on veut, on peut wie (werkelijk) wil, kan (ook)
2    nous, on n'y peut rien wíj kunnen er niets aan doen
      on s'en va we gaan
4    on ne dit même pas merci? zeg je niet eens ‘dank je wel’
5    on fait ce qu'on peut ik doe wat ik kan
      〈als vorm van bescheidenheid〉 on montrera dans ce livre que in dit boek zal ik aantonen dat
¶    on a barré la route de weg is versperd
      on a frappé à la porte er is geklopt
      on vous demande au téléphone er is telefoon voor u
pron
men

Dictionnaire français-néerlandais. 2013.

Игры ⚽ Нужно решить контрольную?

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”